Hebreeuws Mattheüs

Hoofstukken:

1.

הִשָּׁמֵרוּ פֶן תַּעֲשׂוּ צִדְקָתֵכֶם לִפְנִי הָאָדָם לְהָלֵּל אֶתְכֶם וְאִם תַּעֲשׂוּ לֹא יִהְיֶה לָכֶם שָׂכָר מֵאֵת אֲבִיכֶם שֶׁבַּשָּׁמַיִם

Behoed je, opdat niet jullie gerechtigheid doen voor het aangezicht van de mens, dat zij jullie prijzen. Maar als jullie dat doen, zal het gebeuren dat jullie geen loon hebben van jullie Vader, Die in de hemelen is.

2.

עוֹד אָמַר לָהֶם יֵשׁוּעַ כַּאֲשֶׁר תַּעֲשׂוּ צְדָקָה לֹא תִּרְצוּ לְהַעֲבִיר כְּרוּז וַחֲצוֹצְרוֹת לִפְנֵיכֶם כְּמוֹ הַחֲנֵפִים בְּלֹעֵז אִיפּוֹקְרִיטֶיש שֶׁעוֹשִׂים צִדְקָתָם בָּרְחוֹבוֹת וּבַשִּׁווּקִים בְּעַד שֶׁיְכַבְּדוּ אוֹתָם בְּנֵי אָדָם
אָמֵן אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁכְּבַר קַבְּלוּ שְׂכָרָם

Opnieuw zei Jesjoea tot hen: wanneer u gerechtigheid doet, heb geen behagen in het verspreiden ervan door een proclamatie of met trompetten voor jullie aangezicht, zoals de huichelaars (in de vreemde taal: hypokrites) die hun gerechtigheid doen op pleinen en straten om geëerd te worden door de zonen van mensen.
Amen, Ik zeg tot jullie dat zij reeds hun loon genomen hebben.


2.
‘gerechtigheid doet’ is een typisch Hebreeuws gezegde, wat betekent: ‘liefdadigheid doen’ en ‘praktiseren van naastenliefde’
‘proclamatie’ is een Aramees woord en komt alleen voor in Dan. 3:4
Vreemde taal: Grieks
‘hypokrites’, dit woord staat in de Griekse handschriften voor het woord ‘huichelaars’ (ὑποκριτής)
‘in het verspreiden ervan door een proclamatie of met trompetten’ in DuTillet en Münster staat: ‘in het steken van de sjofar’
‘om gezien te worden door de zonen van mensen’, in DuTillet en Münster staat: ‘om geëerd te worden door mannen’

3.

וְאַתֶּם כַּאֲשֶׁר תַּעֲשֵׂה צְדָקָה אַל יָדַע שְׂמֹאלֶךָ מָה יַעֲשֶׂה יְמִינְךָ

Maar als jullie gerechtigheid doen, laat uw linkerhand niet weten wat uw rechthand doet,

‘rechterhand’, letterlijk: ‘uw rechter(kant)’

4.

לִהְיוֹת מָתְנְתָךְ בַּסֵּתֶר וְאָבִיךְ הַרוֹאֶה הַנִּסְתָּרוֹת יְשַׁלֵּם לְךָ

laat uw geschenk in het verborgene zijn. En uw Vader, Die het ziet wat verborgen is, vergeldt het u.

‘vergeldt het u’, in DuTillet, Münster, Peshitta en Griekse handschriften is hieraan toegevoegd ‘in het openbaar’, zie ook vers 6 en 18

5.

בָּעֵת הַהיִא אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו בַּשָּׁעָה שֶׁתִּתְפַּלְּלוּ אַל תָּרִימוּ קוֹל וְאַל תִּהְיוּ כַּחֲנֵפִים הָעֲצַבִּים הָאוֹהֲבִים לְהִתְפַּלֵּל בְּבָתֵּי כְּנֵסִיּוֹת וּבַמִּקְצוֹעַ חֲצֵרוֹת וּמִתְפַּלֵּלִים בַּגְּבוֹהוֹת שֶׁיֵרָאוּ אוֹתָם וִישַׁבְּחוּ בְּנֵי אָדָם
אָמֵן אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁכְּבָר קַבְּלוּ שֶׂכֶּרֶם

Op dat moment zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: wanneer u bidt, verhef uw stem niet en wees niet zoals de huichelaars zijn, die zich inspannen en die het lief hebben om te bidden in de huizen van samenkomsten en op de hoek van de binnenplaatsen, en verheven bidden om gezien te worden door hen en geprezen te worden door de zonen van de mensen.
Amen, Ik zeg tot jullie dat zij reeds hun loon genomen hebben.

Er is woordverband tussen ‘in de huizen’ (bebaté) en ‘zonen’ (bené).
‘en verheven bidden om gezien te worden door hen en geprezen te worden door de zonen van de mensen’, in twee teksten van Shem Tov staat: ‘en verheven bidden om gehoord te worden’, in DuTillet en Münster staat: ‘en bidden om gezien te worden door de mannen’

6.

וְאִתָּה בְּהִתְפַּלֶּלְךָ בָּא לְמִשְׁכָּבְךָ וְסָגוּר דַלְתֶיךָ בַּעַדְךָ וְהִתְפַּלֵּל לְאָבִיךָ בְּסֵתֶר וְאָבִיךָ הָרוֹאֶה בְּסֵתֶר יְשַׁלֵּם לְךָ

Maar u, in uw bidden, ga tot uw bed en sluit uw deur achter u, zodat u bidt tot uw Vader in het verborgen. En uw Vader, die het ziet in het verborgen, vergeldt het u.

‘bed’, in DuTillet en Münster staat: ‘kamer’
‘vergeldt het u’, in de DuTillet, Münster, Peshitta en Griekse handschriften is hieraan toegevoegd ‘in het openbaar’, zie ook vers 4 en 18

7.

וְאִתֶּם כַּאֲשֶׁר תִתְפַּלֵּלוּ אַל תִּרְבּוּ דְּבָרִים כְּמוֹ שֶׁהַמִּינִים חוֹשְׁבִים שֶׁבָּרוֹב דְּבָרִים יִשְׁמְעוּם

Maar wanneer jullie bidden, doe dat niet met grote woorden zoals de ketters doen, die denken door de veelheid van woorden verhoord te worden.

‘ketters’, in DuTillet en Münster staat: ‘volksstammen’, o.a. Codex Vaticanus staat: ‘hypocrieten’

8.

וְאִתֶּם אַל תִּדָּמוּ לָהֶם שֶׁאֲבִיכֶם שֶׁבַּשָּׁמַיִם יוֹדֵעַ דִּבְרֵיכֶם קוֹדֶם שֶׁתִּשְׁאֲלוּ מִמֶּנּוּ

En jullie, lijk niet op hen, omdat jullie Vader, Die in de hemelen is, jullie woorden weet voordat u het vraagt van Hem.

‘jullie woorden weet’, in DuTillet en Münster staat: ‘weet wat jullie nodig hebben’

9.

וְכֵן תִתְפַּלֵּלוּ
אָבִינוּ שֶׁבַּשָּׁמַיִם יִתְקַדֵּשׁ שִׁמְךָ

En bidt zo:
Onze Vader, Die in de hemelen is, heilige zich Uw Naam

‘onze Vader’, deze aanduiding voor JHWH komt voor in Jes. 63:16, 64:8 en Tob. 13:3
‘heilige zich’ dit is de wederkerende vorm en duidelijk niet dat Hij geheiligd wordt door mensen: Elohiem is hier het voorwerp en het onderwerp

10.

וְיִתְבָּרֵךְ מַלְכוּתְךָ רְצוֹנְךָ יִהְיֶה עָשׂוּי בַּשָׁמַיִם וּבָּאָרֶץ

en zegene zich Uw koninkrijk. Uw welbehagen doen gebeuren in de hemelen en op de aarde.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘en laat Uw koninkrijk komen. Uw welbehagen geschiedde zoals in de hemelen en op aarde’

11.

וַתִתֵּן לַחְמֵנוּ תְּמִידִית תֶּן־הַיּוֹם לָנוּ

En geef ons brood voortdurend, geef ons vandaag.

12.

וּמְחוֹל לָנוּ חַטֹּאתֵינוּ כַּאֲשֶׁר אֲנַחְנוּ מוֹחֲלִים לַחוֹטִאים לָנוּ

En vergeef ons onze zonden, zoals wij vergeven die tot ons zondigen.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven onze bezitters van schulden’
‘zoals’ kan ook vertaald worden als ‘gelijk’ of ‘omdat’

13.

וְאַל תְּבִיאֶנוּ לִידֵי נִסָּיוֹן וְשָׁמְרֵינוּ מִכָּל רָע אָמֵן

En laat ons niet komen in de macht van de verzoeking en behoudt ons van alle kwaad. Amen.

In DuTillet, Münster, Peshitta en verschillende Griekse handschriften is aan dit vers toegevoegd: ‘Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid’, maar ontbreekt ook in Luk. 11:4, mogelijk afkomstig van 1 Kron. 29:11-13

14.

אִם־תִמְחֲלוּ לִבְנֵי אָדָם עוֹנוֹתֵיהֶם יְמְחוֹל אֲבִיכֶם שֶׁבַּשָּׁמַיִם עֲוֹנוֹתֵיכֶם

Als u vergeeft de zonen van de mensen hun zonden, jullie Vader, Die in de hemelen is, vergeeft jullie zonden.

15.

וְאִם־לֹא תִּמְחֲלוּ לָהֶם לֹא יִמְחוֹל לָכֶם עֲוֹנוֹתֵיכֶם לָכֶם

Maar als u hen niet vergeeft, vergeeft Hij jullie niet van jullie zonden.

16.

עוֹד אָמַר לָהֶם וְכַאֲשֶׁר תָּצוּמוּ אַל תִּהְיוּ כַּחֲנֵפִים הָעֲצַבִּים שֶׁמַּרְאִים עַצְמָם עֲצַבִּים וּמְשַׁנִּים פְּנֵיהֶם לְהֵרְאוֹת צוֹמּוּתָם לִבְנֵי אָדָם
אָמֵן אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁכְּבָר קַבְּלוּ שֶׂכֶרֶם

Opnieuw zei Hij tot hen: en wanneer u vast, wees niet zoals de huichelaars zijn, die zich inspannen om hun gebeente te laten zien en zich inspannen hun gezicht veranderen, om hun vasten te laten zien aan zonen van de mensen.
Amen, Ik zeg tot jullie dat zij reeds hun loon genomen hebben.

‘zonen van de mensen’, in DuTillet en Münster staat: ‘mensenogen’

17.

וְאִתֶּם בְּצוֹמְכֶם רָחֲצוּ רָאשֵׁיכֶם

Maar jullie, in jullie vasten, was jullie hoofden,

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En jullie, wanneer u vast, uw hoofd inwrijven en uw gezicht wassen’
In de Peshitta en Griekse handschriften staat dit vers als volgt: ‘Maar jullie, wanneer jullie vasten. Was jullie gezichten en zalf jullie hoofden’

18.

שֶׁלֹא תִּרְאוּ מִתְעַנִּים לִבְנֵי אָדָם אֶלָּא לְאָבִיךָ שֶׁהוּא בַּסֵּתֶר וְאָבִיךָ שֶׁהוּא בַּסֵּתֶר יְשַׁלֵּם לְךָ

dat u niet laat zien het lijden aan zonen van de mensen, maar tot uw Vader, Die in het verborgen is. Zodat uw Vader, Die in het verborgen is, u het vergeldt.

‘het lijden aan zonen van de mensen’, in DuTillet en Münster staat: ‘het vasten aan mannen’
‘u het vergeldt’, in DuTillet, Münster en verschillende Griekse handschriften is hieraan toegevoegd ‘in het openbaar’, zie ook vers 4 en 6

19.

עוֹד אָמַר לָהֶם אַל תִּרְבּוּ לִצְבוֹר אוֹצָרוֹת בָּאָרֶץ כְּדֵי שְׁיִאֲכַלְנוּ רָקַב וְתוֹלֵעָה אוֹ יַחְפְּרוּ הַגַּנָּבִים וְיִגְנְבוּם

Opnieuw zei Hij tot hen: vergroot niet tot een ophoping schatten op de aarde, waar het verteert en de worm het vermolmt, of de dieven graven en stelen het.

‘vermolmd’, synoniemen zijn: verrotten en bederven

20.

עָשׂוּ לָכֶם אוֹצָרוֹת בַּשָּׁמַיִם בִּמְקוֹם שֶׁרִימָּה וְתוֹלֵעָה לֹא יֹאכְלֵם וּבִמְקוֹם שֶׁהַגַּנָּבִים לֹא יַחְפְּרוּ וְיִגְנְבוּ

Maak jullie schatten in de hemelen, in de plaats waar de maden en de worm niet verteren, en in de plaats waar de dieven niet graven en stelen.

21.

בְּאוֹתוֹ מָקוֹם שֶׁיִּהְיֶה אוֹצָרְךָ שָׁם יִהְיֶה לִבֶּךָ

In de plaats waar uw schat is, daar is uw hart.

22.

וְנִיר גּוּפְךָ עֵינֶיךָ אִם עֵינֶיךָ לְנוֹכַח יַבִּיטוּ כָּל גּוּפְךָ יַזהִיר

En de lamp van uw lichaam zijn uw ogen, wanneer uw ogen rechtuit kijken, wordt heel uw lichaam verlicht.

‘wanneer uw ogen rechtuit kijken, wordt heel uw lichaam verlicht’ in DuTillet en Münster staat: ‘en als uw ogen onschuldig zien, zal heel uw lichaam in een groot licht zijn’

23.

וְאִם עֵינֶיךָ כֵּהוֹ כָּל־גּוּפְך יַחְשִׁיךָ וְאִם הָאוֹר שֶׁבְּךָ יַחֲשִׁיךְ מַחֲשֻׁכִים יִהְיוּ כָּל דְּרָכֶיךָ

Maar wanneer uw ogen dof zijn, is heel uw lichaam verduisterd. En wanneer het licht in u verduisterd, verduisterd worden al uw wegen.

‘duister’ staat in het Hebreeuws in het meervoud
‘verduisterd worden al uw wegen’ in DuTillet en Münster staat: ‘hoe groot is de duisternis?!’

24.

בַּעַת הַהיִא אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו לֹא יוּכַל אִישׁ לַעֲבוֹד לִשְׁנֵי אֲדוֹנִים כִּי אִם הָאֶחָד יִשְׂנָא וְהֵאַחֵר יֹאהַב אוֹ לְאֶחָד יְכַבֵּד וּלְאַחֵר יְבַזֶּה לֹא תּוּכְלוּ לַעֲבוֹד הָאֵל וְהָעוֹלָם

Op dat moment zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: een man kan geen twee heren dienen, maar hij zal de één haten en de ander zal hij liefhebben, of tot de één eer bewijzen en de ander zal hij verachten. U kunt niet dienen de El en de wereld.

‘wereld’, in DuTillet, Münster, Peshita en Griekse handschriften staat: ‘mammon’ en is een Semitisch woord voor ‘geld’ of ‘rijkdom’

25.

לָכֵן אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁלֹּא תִּדְאֲגוּ לַמַּאֲכָל לְנַפְשׁוֹתֵיכֶם וְלֹא בַּמַלְבּוּשׁ לְגוּפְכֶם שֶׁהַנֶּפֶשׁ יְקָרָה מֵהַמָּזוֹן וְהַגּוּף מֵהַמַּלְבּוּשׁ

Daarom zeg Ik tot jullie: wees niet bezorgd voor het voedsel voor jullie levens en niet in de kleding voor jullie lichaam. Het leven is kostbaarder dan het voedsel en het lichaam dan de kleding.

‘leven’ kan ook vertaald worden met: ‘ziel’

26.

הִסְתַּכְּלוּ בָּעוֹף הַשָּׁמַיִם אֲשֶׁר לֹא יִזרוֹעוּ וְלֹא יִקְצוֹרוֹ וְלֹא יֶאֶסְפוּ לָאוֹצָרוֹת וְאֲבִיכֶם הָעֶלְיוֹן מְכַלְכֵּל אֶתְכֶם הַלֹא אִתָּם יְקָרִים מֵהֶם

Kijk naar de vogels in de hemelen: zij zaaien niet, zij oogsten niet en verzamelen niet tot rijkdom, maar jullie Vader, de Allerhoogste, verzorgt hen, of niet? Jullie zijn kostbaarder dan zij.

‘de Allerhoogste’, in DuTillet en Münster staat: ‘Die in de hemelen is’

27.

מִי בָּכֶם מֵהַדּוֹאֲגִים שֶׁיּוּכַל לְהוֹסִיף בְּקוֹמָתוֹ אָמָה אַחַת

Wie van jullie, die bezorgd zijn, kunnen één el toevoegen aan hun lengte?

‘die bezorgd zijn’, in DuTillet en Münster: ‘die denken’
‘el’, een gewone el is ca. 45cm en een lange el is ca. 52,5cm, zie Ez. 40:5 en 1 Kron. 3:3
‘lengte’, letterlijk: ‘hoogte’

28.

אִם־כֵּן אַל מָה תִּדְאֲגוּ בַּלְּבוּשׁ רָאוּ חֲבַצֶּלֶת הַשָּׁרוֹן לֹעֵז גִּיליוֹן בְּהַגְדָּלָה אֵינָהּ טוֹוָה וְאוֹרֶגֶת

Zo ja: wees niet bezorgd met wat u zich kleedt. Zie de lelie van de Sjaron (vreemde taal: Krinon) in het groeien spint en weeft ze niet,

‘lelie van de Sjaron’, het is onduidelijk welke plant precies bedoeld wordt, mogelijk: Lilium candidum, beter bekend als: Madonnalelie, zie Hooglied 2:1 en Jes. 35:1, in DuTillet en Münster staat: ’leliën van het veld’
‘Sjaron’ dat is de kuststreek tussen de Karmel en de rivier Jarkon.
Vreemde taal: Grieks

29.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁהַמֶּלֶךְ שֶׁלָּמָּה בְּכָל כְּבוֹדוֹ לֹא הָיָה מִלְבוּשׁ כָּמוֹהָ

en Ik zeg tot jullie dat koning Sj’lomoh in al zijn heerlijkheid niet bekleed is als haar.

30.

וְאִם תֶּבֶן הַנִּשְׁאָר בַּקָּמוֹת לֹעֵז פֶּינֹן אֲשֶׁר הַיּוֹם לַחָה וּמָחָר יְבֵשָׁה וּמִשִׂימִים אוֹתָהּ בַּתַּנּוּר הָאֵל מַלְבִּישׁ אוֹתָהּ כֹּל שְׁכֵּן אַתֶּם קַטַנֵּי אֲמָנָה

Maar wanneer het overgebleven stro, bij het opkomen, (vreemde taal: penon) vandaag in levenskracht en morgen droogvalt, zodat het gezet wordt in de oven, de El bekleedt haar, des te meer zijn jullie, geringen van vertrouwen.

Vreemde taal: Grieks

31.

וְאִם־כֵּן שֶׁהָאֵל יַחְשׁוֹב מִכֶּם אַל תִּדְאֲגוּ לוֹמַר מָה נֶאֱכַל וּמַה נִשְׁתָּה

En zo ja: zo denkt de El meer aan jullie. Wees niet bezorgd door te zeggen: wat zullen we eten? En wat zullen we drinken?

DuTillet en Münster voegen toe: ‘of in wat zullen we ons kleden?‘

32.

שֶׁכָּל אֵלֶּה הַגּוּפִים מְבַקְּשִׁים וְיּוֹדֵעַ אֲבִיכֶם שֶׁכָּל אֵלֶּה אִתֶּם צְרִיכִים

Dit al deze dingen zoeken de lichamen. Maar jullie Vader weet al dit, jullie nood.

‘lichamen’ in DuTillet en Münster staat: ‘volksstammen’
‘Vader’, in DuTillet en Münster staat: ‘Vader, Die in de hemelen is’

33.

בַּקְּשׁוּ קוֹדֶם מַלְכוּת אֱלֹהִים וְצִדְקָתוֹ וְכָל אֵלֶּה הַדְּבָרִים יִנָּתְנוּ לָכֶם

Zoek eerst het Koninkrijk van Elohiem en Zijn gerechtigheid, opdat al deze dingen jullie gegeven worden.

‘Koninkrijk van Elohiem’ is synoniem voor het Koninkrijk van de Hemelen
‘Zijn gerechtigheid’, een Hebreeuws gezegde wat betekent: ‘Zijn liefdadigheid’, zie vers 2
‘gegeven worden’, in DuTillet en Münster staat: ‘verzamelen’

34.

לָכֵן אַל תִּדְאֲגוּ לְיּוֹם מָחָר שֶׁיּוֹם מָחָר יִדְאֲגוּ מִמֶּנּוּ דַּי לוֹ לַיּוֹם בְּצָרָתוֹ

Daarom, wees niet bezorgd over de dag van morgen, omdat de dag van morgen voor hem uit genoeg zorgen bestaat, de dag in zijn benauwdheid.