Hebreeuws Mattheüs

Hoofstukken:

1.

אָז לוּקַּח יֵשׁוּעַ בָּרוּחַ הַקָּדוֹשׁ לְמִדְבַּר לְהִתְנָסוֹת מֵהַשָּׂטָן

Toen werd Jesjoea meegenomen door de Heilige Geest naar de woestijn tot het verzoeken door de satan.

‘door de Heilige Geest’, in DuTillet en Münster staat: ‘door de hand van de Geest’
‘naar de woestijn’, in DuTillet staat: ‘in de woestijn van Jehoedah’
‘tot het verzoeken’, in DuTillet en Münster staat: ‘om verzocht te worden’
‘de satan’, letterlijk: de tegenstander.

2.

וְיָצוּם אַרְבָּעִים יוֹם וְאַרְבָּעִים לַיְלָה וְאַחֲרֵי־כֵן נִרְעָב

En Hij vastte veertig dagen en veertig nachten, en daarna leed Hij honger.

In Ex. 34:28 wordt verteld dat Mosjeh veertig dagen en veertig nachten vastte en ook EliJAH in 1 Kon. 19:8.

3.

וַיִּקְרַב הַמְּנַסֶּה וְאָמַר לוֹ אִם בֶּן־אֱלֹהִים אַתָּה אֱמוֹר שֶׁהָאֲבָנִים הָאֵלֶּה יָשׁוּבוּ לֶחֶם

En de verzoeker naderde en zei tot Hem: indien U de Zoon van Elohiem bent, zegt U dan dat deze stenen omkeren tot brood.

‘naderde’, in DuTillet en Münster staat: ‘komen’
‘omkeren’ in DuTillet en Münster staat: ‘maken’

4.

וַיַּעַן יֵשׁוּעַ וַיֹּאמֶר לוֹ כָּתוּב הוּא כִּי לֹא עַל־הַלֶּחֶם לְבַדּוֹ יִחְיֶה הָאָדָם כִּי עַל־כָּל־מוֹצָא פִי־יְהֹוָה

Maar Jesjoea antwoordde en zei tot hem: dit staat geschreven: “Want de mens zal niet leven op het brood alleen, maar op alles wat uitgaat van de mond van JeHOVAH”

Citaat uit Deuteronomium 8:3, deze tekst staat in de context van de oproep tot gehoorzaamheid
‘de mond van JHWH’, DuTillet voegt toe: ‘zal de mens leven’, zoals in Deut. 8:3

5.

אָז לָקַח אוֹתוֹ הַשָּׂטָן בָּעִיר הַקָּדוֹשׁ וְיַעֲמִידֵהוּ עַל מָקוֹם הַיּוֹתֵר גָּבוֹהַּ שֶׁבַּכֹל הַמִּקְדָשׁ

Toen nam de satan Hem mee naar de Heilige Stad en hij deed Hem staan hoog boven het Heiligdom,

‘Heilige Stad’, dat is Jeroesjalajiem
‘Heiligdom’, dat is de Tempel
‘hoog boven Heiligdom’, in DuTillet en Münster staat: ‘op de hoek van het Heiligdom’

6.

וְאָמַר אֵלָיו אִם בֶּן־אֱלֹהִים אַתָּה דָּלַג לְמַטָּה וּכְתִיב כִּי מַלְאָכָיו יְצַוֶּה־לָךְ לִשְׁמָרְךָ בְּכָל־דְּרָכֶיךָ עַל־כַּפַּים יִשָּׂאוּנְךָ פֶּן־תִּגּוֹף בָּאֶבֶן רַגְלֶיךָ

en zei tot Hem: indien U de Zoon van Elohiem bent spring omlaag, opdat er geschreven staat: “Want Hij beveelt Zijn boodschappers voor U om U te bewaren op al Uw wegen. Op hun handpalmen zullen zij U dragen, opdat Uw voet zich niet stoot aan een steen”

Citaat uit Psalm 91:11-12, deze tekst staat in de context van Elohiems bescherming in gevaren.
Er is woordverband tussen “Zoon” (ben) en “steen” (ba’even).
‘spring’, in DuTillet en Münster staat: ‘zich neerwerpen’
‘boodschappers’, kan ook vertaald worden als ‘engelen’.

7.

וַיַּעַן אֵלָיו יֵשׁוּעַ שֵׁנִית כֵּן כְּתִיב לֹא תְּנָסֶּה אֶת־יְהֹוָה אֱלֹהֶיךָ

Maar Jesjoea antwoordde voor de tweede maal: zo staat er geschreven: “U zult, JeHOVAH, uw Elohiem niet toetsen.”

Citaat uit Deuteronomium 6:16

8.

וְיִשָּׂא אוֹתוֹ הַשָּׂטָן בְּהַר גָּבוֹהַּ מְאֹד וְיַּרְאֵהוּ כֹּל מִמַּלְכוֹת הָאָרֶץ וּכְבוֹדָם

En de satan nam Hem mee op een zeer hoge berg en liet Hem zien alle koninkrijken van de aarde en hun heerlijkheid,

‘En de satan nam Hem mee’, in DuTillet en Münster staat: ‘En opnieuw nam de satan Hem mee’
‘de aarde’, in DuTillet en Münster staat: ‘de wereld’, in Griekse handschriften staat: ‘kosmos’ (κόσμος)

9.

וַיֹּאמֶר לוֹ כֹּל אֵלֶּה אֶתֵּן לְךָ אִם תִּכְרַע וְתִשְׁתַּחֲווּ אֵלַי

en hij zei tot Hem: dit alles geef ik aan U, als U knielt en betuigt eerbied voor mij.

‘als U knielt’, in DuTillet en Münster staat: ‘als U zich neerwerpt’
‘eerbied betuigt’, dit is hetzelfde Hebreeuwse woord als gebruikt wordt in Matth. 2:11

10.

אָז עָנָה לוֹ יֵשׁוּעַ לֵךְ הַשָּׂטָן בְּלֹעֵז שָׂאטָאנָאס שֶׁכֵּן כְּתִיב אֶת־יְהֹוָה הִתְפַּלֵּל וְאוֹתוֹ לְבַדּוֹ תַּעֲבוֹד

Toen antwoordde Jesjoea tot hem: Ga satan! (in de vreemde taal: satanas) Zo staat geschreven: “bid JeHOVAH en vereer Hem alleen”.

Komt uit Deuteronomium 6:13 en 10:20.
Vreemde taal: Grieks
‘bid tot JHWH en vereer Hem alleen’, in DuTillet en Münster staat: Betuig JHWH, uw Elohiem, eer en dient Hem alleen’

11.

אָז עָזַב אוֹתוֹ הַשָּׂטָן וְהִנֵּה מַלְאָכִים קָרְבוּ אֵלָיו וַיְשָׁרְתוּהוּ

Toen liet de satan Hem achter, maar zie! engelen naderden tot Hem en dienden Hem.

‘achterlaten’, kan ook vertaald worden met ‘in de steek laten’.

12.

וַיְהִי בַּיָּמִים הָהֵם וְיִשְׁמַע יֵשׁוּעַ כִּי נִמְסַר יוֹחָנָן בְּמַאֲסָר וְיֵּלֵךְ אֶל הַגָלִיל

En het gebeurde in die dagen, en Jesjoea hoorde het, toen Jochanan overleverd was in de gevangenis, en Hij ging naar Ghaliel.

Er is woordverband tussen ‘overgeleverd’ (nimsàr) en ‘in de gevangenis’ (bemà’àsár)
‘overgeleverd was in de gevangenis’, in DuTillet en Münster staat: ‘binden’ of ‘vastmaken’

13.

וְיַעֲבוֹר אֶת־נָאזָרֶאל וְיִשְׁכּוֹן בַּכְּפַר־נַחוּם רַאִיתָה בַּלֹעֵז מָארִיטְמָה בִּקְצֵה אֶרֶץ זְבוּלוּן

Maar Hij ging Nazaret voorbij en ging wonen in Kephar-Nachoem, (in de vreemde taal: Maritima) in het grensgebied van Zevoelon.

‘Maar Hij ging Nazaret voorbij en ging wonen’ in DuTillet en Münster staat: ‘Maar Hij liet Natsrat achter zich, reisde door en ging wonen’
Kephar-Nachoem: (Kapernaüm) dorp van Nachoem (Nahum)
‘in het grensgebied’, in DuTillet en Münster staat: ‘stad aan de zee, in het grensgebied’
‘Maritima’, betekent: ‘aan de zee’ en komt ook voor in de Vulgata
Vreemde taal: Latijn
Zevoelon: (Zebulon) woning, in DuTillet, Münster, Peshitta en Griekse handschriften is toegevoegd: Naphtali: (Naftali) worstelaar of mijn strijd

14.

לְקִייֵּם מָה שֶׁאָמַר יְשַׁעְיָהוּ הַנָּבִיא

Tot bekrachtiging wat JesjaJAH, de profeet, zei:

‘wat JesjaJAH, de profeet zei’, in DuTillet en Münster staat: ‘wat gezegd is over de mond van JesjaJAH, de profeet, dit woord’

15.

אַרְצָה זְבוּלוּן וְאַרְצָה נַפְתָּלִי דֶּרֶךְ הַיָּם עֵבֶר אֶת־הַיַּרְדֵּן גָּלִיל הַגוֹיִם

“Land van Zevoelon en land van Naphtali, aan de weg langs de zee en aan de overzijde van de Jardén, Ghaliel van de volksstammen.

Citaat uit Jesaja 8:23, in het citaat missen de woorden: ‘opdat het later belangrijk wordt’ na ‘land van Zevoelon en land van Naphtali’
‘Ghaliel’ kan ook vertaald worden als: landstreek

16.

הָעַם הַהוֹלְכִים בְּחוֹשֶׁךְ רָאוּ אוֹר גָּדוֹל יוֹשְׁבֵי בָּאָרֶץ צַלְמָוֶת אוֹר נָגַהּ עֲלֵיהֶם

Het volk, dat in duisternis gaat, zal een groot Licht gezien, die wonen in het land van doodse schaduw, over hen zal een stralend Licht schijnen!”

Citaat uit Jesaja 9:1

17.

מִכָּאן וְאֵילֵךְ הִתְחֵיל יֵשׁוּעַ לִדְרוֹשׁ וּלְדַבֵּר חָזְרוּ בַּתְּשׁוּבָה שֶׁמַּלְכוּת שָׁמַיִם קְרוֹבָה

Van hier ging Jesjoea voort en begon te prediken door te spreken: Keer terug! De terugkeer van het Koninkrijk van de Hemelen nabij is!

‘van hier’, dat is Kephar-Nachoem zie vers 13, in DuTillet staat: ‘en toen’, in Münster staat: ‘en hiervandaan’.
‘tot het spreken’, in DuTillet en Münster staat: ‘tot het oproepen door te zeggen:’

18.

וְיֵלֵךְ יֵשׁוּעַ עַל שְׂפַת הַיָּם הַגָּלִיל וַיַּרְא שֵׁנִי אַחִים שִׁמְעוֹן שֶׁנִקְרָא שִׁימוֹן וְנִקְרָא פֶּיטְרוֹשׁ וְאַנְדְרֶיאָה אָחִיו מַשְׁלִיכִים מִכְמַרוֹתֵיהֶם בַּיָּם שֶׁהָיוּ דַּיִיגִים

En Jesjoea ging langs de oever van de zee van Ghaliel en Hij zag twee broers: Sjiem’on, die genoemd wordt Sjiemon en die genoemd wordt Petros, en Andreah, zijn broer, werpende hun netten in de zee, zij waren vissers.

Sjiem’on of Sjiemon: verhoring
Petros: (Petrus) rots, een Griekse naam, in DuTillet en Münster staat: Kepha, rots, een Aramese naam
Andreah (Andreas) dapper, een Griekse naam
‘werpende’, in DuTillet en Münster staat: ‘loslaten’
‘zij waren vissers’, in DuTillet en Münster staat: ‘omdat zij vissers waren’

19.

וַיֹּאמֶר לָהֵם לְכוּ אַחֲרִי וְאֶעֱשֶׂהָ אֶתְכֶם דַּיִיגִים מִאֲנָשִׁים

Maar Hij zei tot hen: Kom, achter Mij! En Ik maak jullie vissers van stervelingen.

‘van stervelingen’, in DuTillet staat: ‘van de stervelingen’, in Münster staat: ‘van de mens’

20.

וְיַעַזְבוּ מִכְמַרוֹתֵיהֶם בְּאוֹתָהּ שָׁעַה וַיֵלְכוּ אַחֲרָיו

En zij verlieten meteen hun netten en volgden achter Hem.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En zij lieten hun handen af en lieten achter de netten en volgden achter Hem.’

21.

וְיֵט מִשָּׁם וַיַרְא שְׁנֵי אַחִים אֲחֵרִים יַעֲקֹב וְיוֹחָנָן אַחִים בְּנֵי זַבְדִיאֵל בְּלֹעֵז זָבָאדָאוֹ וְזָאבָאדָה וַאֲבִיהֶם בָּאֳנִיָּה מְכִינִים מִכְמַרוֹתֵיהֶם וַיִּקְרָא אוֹתָם

En Hij keerde vandaar om en Hij zag twee andere broers, Jaäqov en Jochanan, broers, zonen van Zavdieel (in de vreemde taal: Zabadao en Zabadah), en hun vader in het schip herstellende hun netten. Maar Hij riep hen.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En Hij ging vandaar en Hij zag twee broers, Jaäqov, zoon van Zavdi, en Jochanan zijn broer in het schip met Zavdi, hun vader, hun netten aan het vastnaaien.’
Er is woordverband tussen ‘andere’ (àchériem) en ‘broers’ (àchiem)
Jaäqov, beter bekend als: Jakobus, de Griekse variant
Zavdieel: (Zebedeüs) geschenk van El, Zavdi: geschenk
Vreemde taal: Latijn

22.

וַיְמַהֲרוּ וַיַנִיחוּ מִכְמַרוֹתֵיהֶם וְאֶת-אֲבִיהֶם וַיֵלְכוּ אַחֲרָיו

En zij haastte zich, en lieten hun netten en hun vader achter zich en volgden achter Hem.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En zij lieten hun handen af en lieten het schip en hun vader achter en volgden achter Hem.’

23.

וַיָסָב יֵשׁוּעַ אֶל אֶרֶץ הַגָּלִיל לְלָמֵּד קְהִלוֹתָם וּמְבַשֵּׂר לָהֶם זֵבֶד טוּב בְּלֹעֵז מַאוָונְגְיֶיֶלְייוֹ מִמַּלְכוּת שָׁמַיִם וּמַרְפֵּא כָּל חוֹלִים וְכָל מַדְוֶה בָּעָם

En Jesjoea ging rond door het land Ghaliel, lerende in hun gemeenten en boodschapte aan hen het Goede Geschenk (in de vreemde taal: Mavangeleo) van het Koninkrijk van de Hemelen. En Hij genas al hun zieken en al de ziekten van het volk.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En Jesjoea ging door heel de omgeving van Ghaliel en hij leerde in hun huizen van samenkomsten en Hij verkondigde het Koninkrijk, en hij genas alle zieken en alle smart van het volk.’
Vreemde taal: Latijn

24.

וַיֵּלֶךְ שְׁמוֹעתוֹ בְּכֹל אֶרֶץ סוּרִיָא וַיִשְּׂאוּ אֵלָיו כָּל הַחוֹלִים מִכֹּל מִינֵי חֳלָאִים מְשׁוּנִּים אֲחוּזִים הַשֵּׁדִים וְהַנִּבְעָתִים מֵרוּחַ רָעָה וְהַמְּתֵרֲעֲשִׁים וִירַפֵּא אוֹתָם

En het gerucht ging door heel het land Syrië en men droeg al de zieken naar Hem, van verschillende ziekten, en die gevat zijn door demonen en overvallen zijn door een kwade geest, zodat zij hevig beefden, en Hij genas hen.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En er ging een gerucht uit tot heel Aram, en men bracht tot Hem allen die lijdende waren aan vele ziekten, en door demonen bezeten, en gevallenen en verlamden; en Hij genas hen’
In Münster staat in plaats van ‘gevallenen’: ‘maanzieken’.

25.

וַיֵלְכוּ אַחֲרָיו רַבּוֹת מִקֲּפּוֹלִי וְהַגָּלִיל מִירוּשֲׁלֵם וִיהוּדָה וְעֵבֶר הַיַּרְדֵּן

En velen volgden achter Hem van Qapeoli en Ghaliel, vanuit Jeroesjalajiem en Jehoedah, en de overkant van de Jardén.

‘En velen volgden achter Hem’, in DuTillet en Münster staat: ‘En vele scharen kwamen Hem achterna’.
Qapeoli, dat is Capitolias in het huidige Jordanië, één van de tien steden (Dekapolis).
‘van Qapeoli en Ghaliel’, in DuTillet en Münster staat: ‘van Ghaliel en van de Dekapolis’
Dekapolis, letterlijk: tien steden.