Hebreeuws Mattheüs

Hoofstukken:

1.

וַיְהִי אַחֲרֵי זֶה בָּעֵת הַהִיא וַיַּרְא הַחֲבוּרוֹת וְיַעַל הָהָר וַיֵשֶׁב וְיַקְרְבוּ לוֹ תַּלְמִידָיו

En het gebeurde na dit, op die tijd, en Hij de menigte zag, dat Hij ging op de berg en ging zitten.
En Zijn leerlingen naderden tot Hem.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En toen Jesjoea de menigte zag, ging Hij op een berg en ging daarna zitten. En zijn leerlingen naderden tot Hem.’

2.

וַיִפְתַּח פִּיו וַיִדַּבֵּר אֲלֵיהֶם לֵאמֹר

En Hij opende Zijn mond en sprak tot hen door te zeggen:

‘en Hij sprak’, in DuTillet en Münster staat: ‘en Hij leerde’

3.

אַשְׁרֵי שֶׁפָלֵי רוּחַ שֶׁלָּהֶם מַלְכוּת שָׁמַיִם

Voorspoedig zijn de nederigen van geest, aan hen is het Koninkrijk van de Hemelen.

Dit vers komt alleen voor in Ms. Heb. 28 (Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Leiden), Vat. Ebr. 101 (Biblioteca Apostolica Vaticana, Vaticaanstad), 214 (MS 3099) (Biblioteca Casanatense, Rome) en Breslau 59b (Breslau 233 / Cat Saraval 26b) (Juedisch-theologisches Seminar, Wrocław).
‘voorspoedig’ kan ook vertaald worden als: ‘gelukkig prijzen’, het Griekse woord hiervoor is: makarios (μακάριος).
‘nederigen van geest’, in DuTillet en Münster staat: ‘armen van de geest’, hierbij is het woord ‘arm’ bedoeld als: zonder bezit

4.

אַשְׁרֵי הַחוּכִים שֶׁיְּנוּחֲמוּ

Voorspoedig zijn die verwachten, zij worden getroost.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Voorspoedig zijn die rouwen, want zij worden getroost’

5.

אַשְׁרֵי הָעֲנָוִים שֶׁהֵם יִרְשׁוּ אָרֶץ

Voorspoedig zijn de zachtmoedigen, zij erven de aarde.

Dit vers komt alleen voor in Ms. Heb. 28 (Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Leiden), Vat. Ebr. 101 (Biblioteca Apostolica Vaticana, Vaticaanstad) en Breslau 59b (Breslau 233 / Cat Saraval 26b) (Juedisch-theologisches Seminar, Wrocław).
In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘voorspoedig zijn de zachtmoedigen, want zij verzorgen de aarde.’

6.

Dit vers ontbreekt in Shem Tov, in DuTillet en Münster staat: ‘Voorspoedig zijn de hongerigen en dorstigen naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden’

7.

Dit vers ontbreekt in Shem Tov, in DuTillet en Münster staat: ‘Voorspoedig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid geschieden’

8.

אַשְׁרֵי זְכֵי הַלֵּב וְהֵמָּה יָרְאוּ אֱלֹהִים

Voorspoedig zijn die rein zijn van hart, doordat zij Elohiem zien.

‘rein zijn’ kan ook vertaald worden als: ‘onschuldig’, in DuTillet en Münster staat een woord (בָרֵי) dat ook vertaald kan worden als: ‘zuiver’.

9.

אַשְׁרֵי רוֹדְפִי הַשָּׁלוֹם שֶׁבְּנֵי אֱלֹהִים יִקָרְאוּ

Voorspoedig zijn die de sjaloom achtervolgen, zij worden zonen van Elohiem genoemd.

‘die de sjaloom achtervolgen’, in DuTillet en Münster staat: ‘vredestichters’, het Griekse woord hiervoor is: eirēnopoios (εἰρηνοποιός)

10.

אַשְׁרֵי הַנִּרְדָּפִים לְצֶּדֶק שֶׁלָּהֶם מַלְכוּת שָׁמַיִם

Voorspoedig zijn die vervolgd worden om de gerechtigheid, aan hen is het Koninkrijk van de Hemelen.

‘achtervolgen’ in vers 9 en ‘vervolgd worden’ zijn dezelfde Hebreeuwse woorden (rádàph) met verschillende betekenissen
‘om de gerechtigheid’, in DuTillet en Münster staat: ‘over het pad van de gerechtigheid gaan’

11.

אַשְׁרֵיכֶם כַּאֲשֶׁר יִרְדְּפוּ וַיְגִדְפוּ אֶתְכֶם וַיֹּאמֵרוּ אֲלֵיכֶם כֹּל רַע בְּעֵדִי וִיְכַזְּבוּ

Voorspoedig zijn jullie wanneer men u vervolgt en men hoont over jullie. En men allerlei slechtheid over jullie spreekt omwille van Mij, maar men liegt.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Voorspoedig zijn jullie wanneer de mannen u vervloeken en jullie vervolgen en allerlei narigheid over jullie vertellen, omwille van Mij.’

12.

שִׂישׂוּ וְשִׂמְחוּ שֶׁשְּׂכָרֶכֶם רָב מְאֹד בַּשָּׁמַיִם שֶׁכֵּן רָדְפוּ הָנְּבִיאִים

Verblijd en verheug u, jullie loon is zeer groot in de hemelen, op die manier zijn de profeten vervolgd.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Verheug u en juich, want jullie loon, deze is groot, is in de hemelen, want op die manier zijn de profeten voor u vervolgd.’

13.

בַּעַת הַהיִא אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו מֶלַח אִתָּם בָּעוֹלָם אִם הַמֶּלַח יְבַטֵּל טָעֲמוּ בְּמַה יוּמֶלַח וְאֵינוֹ שָׁוֶה כְּלּוּם אֶלָּא שֶׁיוּשְׁלַךְ בַּחוּץ לִהְיוֹת מִרְמָס לְרְגָלִים

Op dat moment zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: u bent het zout van de wereld. Indien het zout uitgewerkt is in zijn smaak, waarmee zal het gezouten worden? Het is nergens meer geschikt voor, maar om buiten geworpen te worden en te worden vertrapt door voeten.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Jullie zijn het zout van de aarde. Maar indien het zout zouteloos is geworden, waarmee zal het gezouten worden? Het heeft geen baat meer, maar alleen om naar buiten geworpen te worden en door de mens vertrapt te worden.’

14.

מֵאוֹר אִתָּם בָּעוֹלָם עִיר בְּנוּיָה עַל הָהָר לֹא תּוּכַל לְהִסָּתֵר

Jullie zijn een lamp in de wereld. Een stad die gebouwd is op een berg, kan niet verborgen zijn.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Zie, jullie zijn een licht in de wereld, die verborgen kan zijn. Een stad welke gelegen is op een berg.’

15.

לֹא יַדְלִיקוּ נֵר לְהַשִׂים אוֹתוֹ בִּמְקוֹם נִסְתַּר שֶׁלֹא תָּאִיר רַק מֵשִׂימִים אוֹתוֹ עַל הַמְּנוֹרָה לְהָאִיר לְכָל בְּנֵי הַבַּיִת

Men steekt niet een lamp aan en zet deze in een verborgen plaats, waar deze niet kan schijnen, maar zet deze op een menorah tot het licht voor alle zonen van het huis.

‘in een verborgen plaats, waar deze niet kan schijnen’, in DuTillet en Münster staat: ‘onder een schepel’, een schepel is een inhoudsmaat voor droge goederen en komt overeen met ca. 12 liter.
‘menorah’, dat is een zevenarmige kandelaar.
‘zonen van het huis’, in DuTillet en Münster staat: ‘zij die in het huis zijn’.
Er is woordverband tussen ‘zonen’ (bené) en ‘het huis’ (habajit)

16.

כֵּן יָאִיר מֵאוֹרְכֶם לִפְנֵי כָּל אָדָם לְהַרְאוֹתָם מַעֲשֵׂיכֶם הַטּוֹבִים הַמְּשׁוּבָּחוֹת וּמְכַבְּדוֹת לַאֲבִיכֶם שֶׁבַּשָּׁמַיִם

Zo schijnt jullie licht tot het aangezicht van alle mensen, tot het zien van jullie goede werken, welke gelukkig geprezen worden, opdat men groot maakt jullie Vader, Die in de hemelen is.

‘alle mensen’, in DuTillet en Münster staat: ‘zonen van de mensen’
‘tot het zien van jullie goede werken’, in DuTillet en Münster staat: ‘opdat zij zien jullie goede werken’

17.

בַּעֵת הַהיִא אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו אַל־תַּחְשְׁבוּ שֶׁבָּאתִי לְהָפֵר הַתּוֹרָה אוֹ הַנְּבִיאִים לֹא בָאתִי לְהָפֵר אֶלָּא לְהַשְׁלִים

Op dat moment zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: denk niet dat Ik gekomen ben tot het verbreken van de Torah of de Profeten, Ik ben niet gekomen tot het verbreken ervan, maar tot het voltooien ervan.

‘verbreken’ kan ook vertaald worden als: ‘tenietdoen’ of ‘verijdelen’
‘de Torah of de Profeten, Ik ben niet gekomen tot het verbreken ervan, maar tot het voltooien ervan’, in DuTillet en Münster staat: ‘de Torah en de Profeten, Ik ben niet gekomen tot het ophouden ervan, maar tot het vervullen ervan.’
‘voltooien’ en ‘vervullen’ betekent: volle betekenis geven

18.

בֶּאֱמֶת אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם כִּי עַד שֶׁמוּשׁוּ הַשָׁמַיִם וְהָאָרֶץ אוֹת אַחַת וּנְקוּדַה אַחַת לֹא תְּבַטֵּל מֵהַתּוֹרָה אוֹ מֵהַנְּבִיאִים שֶׁהַכֹּל יִתְקַיֵּים

In waarheid zeg Ik tot jullie: want tot aan de hemelen en de aarde wijken, niet één teken en één punt van Torah of van de Profeten zal ophouden, want alles zal bekrachtigd worden.

‘wijken’ kan ook vertaald worden als: ‘weggaan’
‘teken’, staat voor: het systeem van medeklinkers (abjad)
‘punt’, staat voor: klinkers of vocalen, in het Hebreeuws niqoed: het systeem van punten en strepen om de klinkers aan te geven
In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Amen en waarachtig zeg Ik tot jullie: want tot aan de hemelen en de aarde voorbijgaan, niet één jod en één steek van de Torah zal voorbijgaan, tot aan alles vervuld is.’

19.

וַאֲשֶׁר יַעֲבוֹר מַאֲמָר אֶחָד קָטֹן מֵהַמִּצְווֹת אִלּוּ וִילַמֵּד אֲחֵרִים בֵּן הָבַל יִקְרָא בְּמַלְכוּת שָׁמַיִם וְהַמְּקַייֵּם וְהַמְּלַמֵּד גָּדוֹל יִקְרָא בְּמַלְכוּת שָׁמַיִם

Zodat hij die voorbijgaat aan één woord van de geringste geboden, maar hij ook andere leert: een zoon van niets zal hij genoemd worden in het Koninkrijk van de Hemelen. Maar wie deze bekrachtigt en leert: hij zal groot genoemd worden in het Koninkrijk van de Hemelen.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Maar wie één van deze geboden buiten werking stelt en deze leert aan de zonen van de mensen, deze wordt klein genoemd in het Koninkrijk van de Hemelen’, de Münster voegt eraan toe: ‘Maar hij die alles doet en leert de vermaningen, deze zal groot zijn in het Koninkrijk van de Hemelen.’

20.

בַּעַת הַהיִא אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו בֶּאֱמֶת אֲנִי אוֹמֵר לָכֶם אִם לֹא תִּגְדֵּל צִדְקַתְכֶם יוֹתֵר מֵהַפְּרוּשִׁים וְהַחֲכָמִים לֹא תָּבוֹאוּ בְּמַלְכוּת שָׁמַיִם

Op dat moment zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: in waarheid zeg Ik tot jullie: indien jullie gerechtigheid niet groter is dan de Peroesjiem en de wijzen, u zult niet komen in het Koninkrijk van de Hemelen.

‘jullie gerechtigheid’ is een typisch Hebreeuws gezegde, wat betekent: ‘jullie liefdadigheid’ en ‘jullie naastenliefde’, zie 2 Kor. 9:6-9
In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Maar ik zeg tot jullie: als jullie gerechtigheid niet overvloediger is dan de gerechtigheid van de Peroesjiem en de schriftgeleerden, u zult niet komen in het Koninkrijk van de Hemelen.’

21.

הַלֹא שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר לַקַּדְמוֹנִים לֹא תִּרְצַח וַאֲשֶׁר יִרְצַח חִיֵּיב הוּא מִשְׁפָּט מוֹת

Hebben jullie niet gehoord wat tot de ouden is gezegd: “u zult niet moorden” en wie moordt die zal schuldig zijn het vonnis van de doodstraf.

‘de ouden’, dat zijn de voorvaderen die de Torah ontvingen en doorgaven volgens Deut. 4:9, 6:7 en 11:19
‘u zult niet moorden’, dit is een citaat uit Ex. 20:13 en Deut. 5:17
‘van de doodstraf’ komt niet voor in de DuTillet, Münster, Peshitta en Griekse handschriften

22.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁהַמַּכְעִיס לְחַבֵירוֹ חִיֵּיב הוּא לַמִּשְׁפָּט וַאֲשֶׁר יִקְרָא לְאָחִיו פָּחוֹת חִיֵּיב בַּמִּשְׁפָּט בְּהַקַהַל וַאֲשֶׁר יִקְרְאֻהוּ שׁוֹטֶה חִיֵּיב לָאֵשׁ גְהִינָם

Maar Ik zeg tot jullie: hij die toornig is naar zijn metgezellen, die zal schuldig zijn tot dit vonnis. En hij die zijn broer minderwaardig noemt, is schuldig naar het vonnis van de gemeente. Maar hij die hem een idioot noemt, is schuldig tot het vuur van het dal van Hinom.

‘idioot’ kan ook vertaald worden met ‘gek’ of ‘dwaas’, in DuTillet staat: ‘dwaas’ en in Münster staat: ‘leeghoofd’ (raqa)
‘dal van Hinom’ wordt in de Peshitta genoemd: ‘ghihanā’, in het Grieks: ‘ghehenna’ (γέεννα), maar volgens Jer. 19:2-6 wordt dit dal genoemd: ‘moorddal’ of ‘dal van slachting’

23.

וְאִם תַּקְרִיב קָרְבָּנְךָ לַמִּזְבֵּחַ וְתַזְכּוֹר שֶׁהָיָה לְךָ עִם חֲבֵרְךְ דִּין וְהוּא מִתְרַעֵם מִמֶּךָ מֵאֵיזֶה דָּבָר

En indien u een nadering doet naderen tot het altaar, maar u herinnert dat u een geding heeft met uw metgezel en hij klaagt over u vanwege deze zaak,

Er is woordverband tussen ‘nadering’ (qorbancha) en ‘doet naderen’ (taqriev).
‘nadering’, dat is een offergave
In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En indien u een offergave doet naderen tot het altaar, maar daar herinnert u dat er iets is dat uw broer tegen u heeft,’

24.

הַנָּח קֹרְבַנֶךָ שָׁם לִפְנֵי הַמִּזְבֵּח וּלְךָ לִרְצוֹתוֹ קוֹדֵם וְאַחֵר הַקְּרָב קֹרְבַנֶךָ

laat uw nadering daar achter, voor het aangezicht van het altaar, en ga eerst om behagen te vinden in hem. En daarna doet u uw nadering naderen.

Er is woordverband tussen ‘uw nadering1,2’ (qorbanecha) en ‘doet … naderen’ (haqráv).
‘eerst’, letterlijk: ‘voor’, ‘voordat’ of ‘voorheen’, in DuTillet en Münster staat: ‘eerst’ (תְּחִלָּה)
‘behagen te vinden in hem’, ‘hem’ dat is ‘uw metgezel’ in vers 23, in DuTillet en Münster staat: ‘verzoen eerst voor het aangezicht van uw broer’

25.

אָז אָמַר יֵשׁוּעַ לְתַלְמִידָיו יֵאוֹת שֶׁתְּמַהֵר לִרְצוֹת שׂוֹנְאֲךָ בְּלֶכְתְּךָ עִמּוֹ בַּדֶּרֶךְ פָּן יִמְסוֹר אוֹתְךָ לַשּׁוֹפֵט וְזֶה הַשּׁוֹפֵט יִמסוֹרְךָ לָעֶבֶד לָתֵת אוֹתְךָ לַבַּיִת הַסּוֹהֵר

Toen zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: geef toe, omdat u haast heeft om behagen te vinden bij uw vijand, terwijl u met hem op de weg gaat, opdat hij u niet levert aan de rechter en deze rechter u levert aan de dienaar om u in de gevangenis te zetten.

‘vijand’ kan ook vertaald worden als: ‘hater’ of ‘iemand die een hekel aan u heeft’
In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Weest spoedig welgezind tot uw tegenstander, terwijl u nog met hem op de weg bent, opdat de tegenstander u niet in de hand van de rechter levert en de rechter u aan de opzichter levert en u in de gevangenis zendt.’
‘tegenstander’ kan ook vertaald worden als: ‘aanklager’ of ‘satan’

26.

בֶּאֱמֶת אֲנִי אוֹמֵר לְךְ לֹא תֵּצֵא מִשָּׁם עַד תִּתֵּן פְּרוּטָה אַחֲרוֹנָה

In waarheid zeg Ik tot jullie: u zult niet daaruit komen van daar totdat u hebt teruggegeven de laatste Peroetah.

‘in waarheid’, in DuTillet en Münster staat: ‘amen’
‘teruggegeven’ in DuTillet en Münster staat: ‘terugbetalen’, ‘vergelden’ of ‘vergoeden’
‘Peroetah’, dat is de kleinste munteenheid in het land Jisraeel rond de eerste eeuw van de gangbare jaartelling, in DuTillet en Münster staat: ‘kwadrant’ dat is de kleinste munteenheid in het Romeinse Rijk

27.

עוֹד אָמַר לָהֶם שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר לַקַּדְמוֹנִים לֹא תִּנְאַף

Opnieuw zei Hij tot hen: hebben jullie niet gehoord wat tot de ouden is gezegd: “u zult geen overspel plegen”.

‘u zult geen overspel plegen’, dit is een citaat uit Ex. 20:14 en Deut. 5:18, dit kan ook vertaald worden als: ‘u zult niet echtbreken’

28.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁכָּל הָרוֹאֶה לָאִשָּׁה וְיַחְמוֹד אוֹתָהּ כָּבֵר נָאַף עִמָּהּ בְּלִבּוֹ

Maar Ik zeg tot jullie: al wie kijkt naar een vrouw en haar begeert, heeft reeds overspel met haar gepleegd, in zijn hart.

‘in het hart’, in DuTillet en Münster staat: ‘in zijn hart’
Het hart is de zetel van het verstand, zie Spr. 6:32.

29.

וְאִם יְסִיתְךָ עֵינֶיךָ הַיָּמִין נַקָּר אוֹתָּהּ וְתַשְׁלִיכֶהָ מִמֶּךָ

En indien uw rechteroog u verleidt: steek het uit en werp het weg van u.

‘want het is beter dat één lid te gronde gaat dan dat uw hele lichaam in het dal van Hinom gezonden wordt’ komt niet voor in Shem Tov, maar is overgenomen van DuTillet en Münster

30.

וְכֵן אִם יְסִיתְךָ יָדְךָ חָתוּךְ אוֹתָּהּ טוֹב לְךָ שֶׁתַּפְסִיד אֶחַד מֵאִבָרֶיךָ מֵשֶׁיאַבֵּד כָּל גּוּפְךָ בַגֵהִינָם

En zo, indien uw hand u verleidt: breek het van u, het is u goed dat u één lid verliest dan dat uw hele lichaam verloren gaat in het dal van Hinom.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En indien uw rechterhand u ergert, hak het af en werpt het van u, want het is u goed dat één lid ten gronde gaat dan dat uw hele lichaam in het dal van Hinom gezonden wordt’

31.

עוֹד אָמַר יֵשׁוּעַ לַתַּלְמִידָיו שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר לַקַּדְמוֹנִים שֶׁכָּל הָעוֹזֵב אִשְׁתּוֹ וְשָׁלַח לָתֵת לָהּ גֵּט כְּרִיתוֹת וּבְלֹעֵז לִיבֵילָ רִיפוּדֵײו

Opnieuw zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: hebben jullie gehoord wat tot de ouden is gezegd: al wie zijn vrouw verlaat en haar wegzendt, die geeft haar een echtscheidingsbrief. In de vreemde taal: libela repudio.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Bovendien zei Hij: hij die zijn vrouw wegzendt dat hij schrijft een echtscheidingsbrief’, de DuTillet voegt eraan toe: ‘en deze haar geeft, opdat hij haar wegzend uit zijn huis.’
Vreemde taal: Latijn

32.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם שֶׁכָּל הָעוֹזֵב אִשְׁתּוֹ יֵשׁ לוֹ לָתֵת לָהּ גֵּט כְּרִיתוֹת כִּי אִם עַל דָּבָר נִאוּף הוּא הַנּוֹאֵף וְהַלּוֹקֵחַ אוֹתָהּ יִנְאַף

Maar Ik zeg tot jullie: al wie zijn vrouw verlaat, zonder een zaak, moet haar een echtscheidingsbrief geven, maar juist vanwege de zaak van overspel: hijzelf pleegt overspel. En wie haar tot vrouw neemt, die pleegt overspel.

‘een zaak’ dat is een rechtszaak
‘de zaak van overspel’, in DuTillet en Münster staat: ‘de zaak van ontucht’
De Torah over het huwelijk is te lezen in Lev. 18:1-30 en Lev. 20:10-23.

33.

עוֹד שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר לַקַּדְמוֹנִים וְלֹא־תִּשָּׁבְּעוּ בִּשְׁמִי לַשָּׁקֶר וְתָשִׁיב לְיהֹוָה שְׁבוּעַתֶּךָ

Opnieuw, hebben jullie gehoord wat tot de ouden is gezegd: maar u zult geen valse eed afleggen in Mijn Naam, maar u zult terugbrengen tot JeHOVAH uw eed.

‘maar u zult geen valse eed afleggen in Mijn Naam’ is gedeeltelijk geciteerd uit Lev. 19:12
‘maar u zult terugbrengen tot JHWH uw eed’, in DuTillet en Münster staat: ‘maar al uw geloften zult u voldoen aan JHWH’

34.

וְאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם לְבִלְתִּי הַשְׁבֵּעַ בַּשׂוּם עִנְיַין לַשָּׁוְא לֹא בַּשָּׁמַיִם שֶׁכִּסֵּא אֱלֹהִים הֵם

Maar Ik zeg tot jullie om niet vals te zweren bij het geven van een antwoord, niet bij de hemelen, dat is de troon van Elohiem,

‘om niet vals te zweren bij het geven van antwoord’, in Münster staat: ‘u zult niet zweren, op geen enkele manier’
‘manier’ kan ook vertaald worden als: ‘weg’

35.

וְלֹא בָּאָרֶץ שֶׁהֲדוֹם רַגְלָיו הוּא לֹא בַּיְרוּשָׁלָם שֶׁעִיר אֱלֹהִים הִיא

en niet bij de aarde, dat is de voetenbank van Zijn voeten, niet bij Jeroesjalajiem, dat is de stad van Elohiem,

‘dat is de stad van Elohiem’, in DuTillet en Münster staat: ‘want dat is de stad van de grote Koning’
‘stad’ kan ook vertaald worden als: ‘woonplaats’

36.

וְלֹא בְּרֹאשְׁךָ שֶׁלֹּא תּוּכַל לַעֲשׂוֹת שֵׂעָר אֶחָד לָבָן אוֹ שָׁחוֹר

en niet bij uw hoofd, omdat u niet één haar wit of zwart kunt maken.

In DuTillet staat dit vers als volgt: ‘en zweert niet bij uw hoofd, aangezien het niet in uw vermogen is om één haar wit en weer zwart te maken’

37.

אֲבָל יִהְיוּ דִּבְרֵיכֶם הֵן הֵן וְגַם לֹא לֹא כֹּל הַנוֹסֵף עַל זֶה הוּא רַע

Maar laat jullie woord zijn: ja, ja en ook nee, nee. Alles wat wordt toegevoegd boven dit, dat is kwaad.

‘wordt toegevoegd’ in DuTillet en Münster staat: ‘de rest’ of ‘een voordeel boven’

38.

וְעוֹד שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר בַּתּוֹרָה עַיִן תַּחַת עַיִן שֵׁן תַּחַת שֵׁן

Opnieuw, hebben jullie niet gehoord wat in de Torah is gezegd: “een oog in plaats van een oog, en een tand in plaats van een tand”.

‘een oog in plaats van een oog, en een tand in plaats van een tand’ is gedeeltelijk geciteerd uit Ex. 21:24

39.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם לְבִלְתִּי שָׁלֵם רַע תַּחַת רַע אֲבָל לְמַכֵּה בִּלְחִיךְ הַיָּמִין הָכֹּן לוֹ הַשְּׂמאׁל

Maar Ik zeg tot jullie om niet kwaad voor kwaad te vergelden, maar wie u slaat op uw rechterwang, keer tot hem de linker.

‘om niet kwaad voor kwaad te vergelden’, in Dutillet en Münster staat: ‘u zult staan tegen de kwade’
‘de linker’, in DuTillet en Münster staat: ‘de andere’

40.

וַאֲשֶׁר יִרְצֶה לַחֲלוֹק עִמְּךָ בְּמִשְׁפָּט וְלִגְזוֹל כֻּתּנְתֶּךָ עָזוֹב אֵלָיו מְעִילְךָ

En wie behagen heeft in een zaak tegen u bij het gerecht, zodat hij uw tuniek rooft, laat uw bovenkleed bij hem achter.

‘een zaak’, in DuTillet en Münster staat: ‘twist’ of ‘geding’
‘bovenkleed’, In DuTillet en Münster staat: ‘mantel’ of ‘staatiekleed’

41.

וַאֲשֶׁר יִאֱנוֹס אוֹתְךָ לִילָךְ עִמּוֹ אֶלֶף פְּסִיעוֹת לֵךָ עִמּוֹ אַלְפַּיִים

En hij die u dwingt om duizend stappen met hem te gaan, ga met hem tweeduizend.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘En hij die u dwingt om één mijl met hem te gaan, ga met hem twee’

42.

הַשּׁוֹאֵל מִמֶּךָ תַּן לוֹ וְהָרוֹצֶה לִלוֹת מִמֶּךָ אַל תִּמְנַע

Hij die eist van u: geeft het hem. En hij die behagen heeft om van u te lenen: weiger niet.

‘weiger niet’, in DuTillet en Münster staat: ‘niet afwenden’

43.

עוֹד אָמַר יֵשׁוּעַ לַתַּלְמִידָיו שְׁמַעְתֶּם מָה שֶׁנֶּאֱמַר לַקַּדְמוֹנִים וְאַהֲבַת לְאוֹהַבְךָ וְתִשְׂנָא לְשׂוֹנֵאֲךָ

Opnieuw zei Jesjoea tot Zijn leerlingen: hebben jullie gehoord wat tot de ouden is gezegd: u zult liefhebben die u lief hebben en haten die u haten.

‘die u haten’, in DuTillet en Münster staat: ‘uw vijand’

44.

וַאֲנִי אוֹמֵר לָכֶם אָהֲבוּ אוֹיְבֵיכֶם וְעָשׂוּ טוֹבָה לְשׂוֹנֶאֱכֶם וּמַכְעִיסְכֶם וְהִתְפַּלְּלוּ בִּשְׁבִיל רוֹדְפֵיכֶם וְלוֹחצֵיכֶם

Maar Ik zeg tot jullie: heb jullie vijanden lief, en doe het goede aan jullie haters en die jullie krenken, en bidt voor die jullie vervolgen en jullie onderdrukken,

‘onderdrukken’, in DuTillet en Münster staat een woord dat ook vertaald kan worden als: ‘onrecht doen’ en ‘geweld doen’

45.

לְמַעַן תִּהְיוּ בְּנֵי אֲבִיכֶם שֶׁבַּשָּׁמַיִם שֶׁמַּזְרִיחַ שִׁמְשׁוֹ עַל טוֹבִים וְרָעִים וּמַמְטִיר עַל רְשָׁעִים וְצַדִּיקִים

omdat jullie zonen zijn van jullie Vader, Die in de hemelen is, Hij laat Zijn zon opkomen over goeden en slechten en laat het regenen over goddelozen en rechtvaardigen.

‘goddelozen en rechtvaardigen’, in DuTillet en Münster is deze volgorde omgekeerd

46.

אִם תֹּאהֲבוּ אוֹהֲבֵיכֶם אֵיזֶה שָׂכַר לָכֶם הַלֹּא עִזֵּי פָּנִים אוֹהֲבִים אוֹהֲבֵיהֶם

Als jullie liefhebben die jullie lief hebben, wat is dan jullie loon? Of de gezichten van machtigen liefhebben die jullie lief hebben?

‘of de machtigen gezichten liefhebben die jullie lief hebben?’, in DuTillet en Münster staat: ‘of de heren die innen, doen deze dat ook?’
‘de heren die innen’, dat zijn tollenaars of belastinginners

47.

Dit vers ontbreekt in Shem Tov, in DuTillet en Münster staat: ‘Maar als jullie vragen naar de sjaloom van jullie broer, wat doen jullie boven de anderen? Of doen de volksstammen niet ook dit?’

48.

הָיוּ אִתָּם תְמִימִים כַּאֲשֶׁר תָּם אֲבִיכֶם

Laat jullie volkomen zijn, zoals jullie Vader volkomen is.

In DuTillet en Münster staat dit vers als volgt: ‘Daarom laat jullie volkomen zijn, zoals jullie Vader, Die in de hemelen is, Hij is volkomen.’, in Luk. 6:36 staat: ‘Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is’